Vorige week schreef ik al dat mijn herinneringen aan de olympische Winterspelen vreemd genoeg vooral de wat meer tragische momenten zijn.
Met de sprints op het programma vandaag moet ik altijd gelijk weer denken aan Nagano 1998. Ik was elf jaar oud. U waarschijnlijk even oud of wat ouder en dus zal u weten waar ik het over heb.
De uitzendschema's waren vergelijkbaar met die van nu. Het gebeurde tijdens de Olympische Winterspelen destijds ook vooral in de ochtend. Als ik dus op school zat.
Tussen de middag gingen we dus de samenvattingen kijken. Iedere dag. Er waren aardig wat medailles, maar lang niet zoveel als nu. Op een dag gingen we de 500 meter sprint kijken. Met Erben Wennemars.
Waar ik nu ook nog altijd een hekel aan heb gebeurde toen ook. Iemand wilde heel graag vertellen wat er gebeurd was en toen we dat wisten te voorkomen moest er een hint gegeven worden. 'Het was vooral heel zielig'. Daar kun je alle kanten mee op, maar niet veel goede.
Het was ook zielig. Erben Wennemars, zover ik weet kanshebber op een medaille destijds werd onderuit geschaatst. In mijn beleving door een Japanner. Dit klopte niet, want toen ik het pas geleden nog eens terugkeek bleek het de Noor Grunde Njos te zijn. Die in werkelijk niks, maar dan ook niks op een Japanner lijkt. Herinneringen vertroebelen natuurlijk.
Wennemars liep een ernstige blessure aan zijn arm op en kwam niet meer in actie. Maar creƫerde wel een van de verhalen die de Olympische Spelen zo mooi maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten